Profileringsdrang politiek wint het van feiten

H. Lamberink (LVGS) - afkomstig uit: persbericht Concent (2004-01-20)

Diverse politieke partijen hebben de conclusies en aanbevelingen van de commissie Blok van tafel geveegd als ‘ver van de realiteit’ en ‘te slap’. Wie de discussie scherp volgt komt echter al snel tot de conclusie dat niet het gerapporteerde materiaal als wel de eigen politieke agenda van de partijen bepalend is voor de reacties. In de haast om politieke conclusies te verbinden aan het heikele onderwerp ‘integratie’ worden al te boude uitspraken gedaan, die niet gestoeld zijn op zorgvuldige bestudering van de feiten.

Heel duidelijk komt dit naar voren ten aanzien van het onderdeel van de rapportage over onderwijs. Daarin wordt onder meer gesteld: “Uit de cijfers blijkt geen bewijs voor de mindere toegankelijkheid van het bijzonder onderwijs voor allochtone leerlingen.” (p. 334) Deze uitspraak volgt op een overzicht van recent weten-schappelijk onderzoek op dit punt. Uit het onderzoek is duidelijk gebleken dat de “twee belangrijkste oorzaken van etnische segregatie in het onderwijs de woonsegregatie en de keuzepatronen van ouders zijn”. (p. 329). Pas in de derde plaats komt het ‘bedoeld of onbedoeld gedrag’ van scholen in het rijtje oorzaken voor. De onderzoekers typeren dit als ‘profileringsgedrag’ van de scholen. Daarbij gaat het bepaald niet alleen om profilering met het oog op het gesloten houden van scholen (waarvan er slechts enkele werden aangetroffen!): sommige scholen spelen bijvoorbeeld zo goed in op de achterstanden van groepen leerlingen dat de school zich daarmee extra aantrekkelijk maakt voor andere achterstandsgroepen. Dit profileringsgedrag is slechts een bijkomende oorzaak van segregatie. De demografische ontwikkelingen en de keuzes van ouders zijn veel meer bepalend.

Het is dan ook op zijn minst opmerkelijk dat deze nuancering in de conclusies bij hetzelfde deel van het rapport van de commissie Blok ontbreekt als er staat dat de commissie constateert dat concentratiescholen ontstaan door een combinatie van de samenstelling van woonwijken, de keuzevrijheid van de ouders en het beleid van de scholen dat zijn oorsprong vindt in artikel 23 van de Grondwet. Hierdoor worden in bepaalde gevallen de keuzemogelijkheden van de ouders beperkt.”
Het is verwonderlijk dat vervolgens deze constatering tot de aanbeveling van de commissie leidt om te komen tot niet-vrijblijvende afspraken om segregatie te bestrijden. Het wordt ronduit verbijsterend wanneer PvdA, VVD, D66 en GroenLinks in het opleggen van een acceptatieplicht aan scholen denken de onderwijssegregatie effectief te kunnen bestrijden. De eigen ideologische overtuiging van deze partijen dat levensbeschouwelijk georiënteerde gesloten scholen niet van deze tijd zijn is hier de raadgever, niet de realiteit die blijkt uit het door Blok cs. onderzochte materiaal.

Niet voor niets heeft de Onderwijsraad in zijn recente verkenning over artikel 23 van de Grondwet duidelijk aandacht besteedt aan de segregatie in het onderwijs, en de mogelijke oplossingsrichtingen. De Raad concludeert dat het ingrijpen in selectiemogelijkheden van scholen, slechts ingrijpt in de vrijheid van een zeer beperkt aantal confessionele scholen die een vast en op religieuze gronden gebaseerd beleid voeren inzake selectie. Bijzondere scholen van de ‘grote’ stromingen – die meestal niet structureel op basis van hun richting selecteren – mogen ook nu al geen leerlingen meer weigeren op grond van hun geloofsovertuiging.
Concent-besturenorganisatie LVGS is dan ook zeer benieuwd naar de reactie van de minister van Onderwijs op deze verkenning. Deze reactie wordt nog deze maand verwacht. Wij hopen dat die reactie inhoudelijk beter ter harte wordt genomen, zodat de discussie weer over feiten en niet over fictie gaat.