Deuren niet te wijd open

ds. L.W. van der Meij (Christelijk Gereformeerd, predikant) - afkomstig uit: Reformatorisch Dagblad (2004-10-28)

Vanwege uitlatingen van mevrouw Van der Hoeven, CDA-minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen dit voorjaar en een recent referaat van prof. dr. Siebren Miedema ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van hogeschool de Driestar (RD, 12 oktober 2004) is het toelatingsbeleid weer heel actueel geworden. Bij het reformatorisch onderwijs moeten de luiken open. Ook de bijzondere christelijke scholen moeten een bijdrage leveren aan de integratie van zogenaamde achterstandsleerlingen.

In een interview in het RD dit voorjaar stelde de CDA-minister dat de vrijheid van onderwijs (artikel 23 van de Grondwet) uiteraard wel gehandhaafd blijft, maar de school heeft een taak in de samenleving. Orthodoxe scholen met hun strikte toelatingsbeleid moeten meewerken aan de spreiding van achterstandsleerlingen. Uiteraard zullen de ouders van deze leerlingen de grondslag van de school moeten respecteren en de toezegging moeten doen dat hun kind aan alle activiteiten van de school zal meedoen. Respecteren dus. Onderschrijven hoeft niet.

Het is volgens de minister nog maar een appèl op de orthodoxe scholen om mee te doen. Als ouders bereid zijn om de grondslag van de school te respecteren, moet de school eigenlijk de kinderen toelaten. Veel protestantse en rooms-katholieke scholen werken al zo. De minister zou graag zien dat scholen die wat strikter zijn, zoals reformatorische scholen, ook die richting opgaan. „Ze moeten de luiken naar de samenleving verder opendoen.”

Bijval
Prof. dr. R. Kuiper, lector aan de Hogeschool Zwolle en de Christelijke Hogeschool Ede en lid van de ChristenUnie, viel de minister bij wat betreft een ruimer toelatingsbeleid. Heeft Groen van Prinsterer in de 19e eeuw ook niet gepleit voor christelijk nationaal onderwijs? Christelijk onderwijs voor het hele volk. Prof. Kuiper is van mening dat onderschrijving van de grondslag van de school niet noodzakelijk is. Respecteren is voldoende. Hij noemde een drietal argumenten voor een ruimer toelatingsbeleid: het sociale argument, het sociale en evangelisatorische argument en het historische argument.

Het sociale argument. Orthodoxe scholen moeten de last van de integratie niet alleen door openbare en bijzondere scholen met een ruim toelatingsbeleid laten dragen. Dat geeft scheve verhoudingen. Kuiper is er zich wel van bewust dat in reformatorische kring de school wordt gezien als een opvoedingsinstituut waarin kinderen beschermd moeten worden. Daartoe hebben christelijke ouders vrijheid van onderwijs gekregen. Maar laat die bescherming geen bastion worden. Orthodoxe scholen moeten hun onderwijs dienstbaar maken aan de samenleving.

Het sociale en evangelisatorische argument. Door een ruimer toelatingsbeleid kunnen wij allochtonen beter leren kennen. We bevorderen wederzijds begrip en kunnen zo voor hen een zoutend zout zijn.

Het historische argument. Kuiper neemt de theocratische visie van Groen van Prinsterer over. Zijn ideaal was: christelijk nationaal onderwijs. Hij wilde niet alleen kinderen van de eigen groep bereiken, maar het hele volk! Het ”luiken open”-appèl van de minister zou dan, volgens Kuiper, goed in de lijn van Groen passen.

Ook Kuiper voelt wel de spanning tussen de verruiming van het toelatingsbeleid en het behoud van het eigen karakter van reformatorische scholen. „Je moet zuinig zijn op je eigen richtlijn en de minister moet zorgen dat door de verruiming van het toelatingsbeleid dat eigen karakter niet verloren gaat.” Met 5 à 10 procent andersdenkenden in een reformatorische school moet integratie mogelijk zijn.

Luiken
Een ander geluid liet drs. D. Vogelaar, rector van de reformatorische scholengemeenschap Pieter Zandt, destijds horen. Hij ziet de vrijheid van onderwijs in het gedrang komen wanneer de overheid van onze scholen gaat eisen de luiken (waarom niet deuren?) open te zetten. Vrijheid van onderwijs betekent voor ons niet alleen stichting van eigen scholen, maar ook inrichting van eigen scholen. Als de overheid mede gaat bepalen welke leerlingen toegelaten worden, wordt die vrijheid ingeperkt.

Onze overheid vindt respecteren van de grondslag van de school voldoende. Wij zeggen: niet alleen respecteren, maar ook onderschrijven. Uitzonderingen per geval bekijken. Heeft de praktijk van veel oorspronkelijk christelijke scholen niet bewezen dat een al te ruim toelatingsbeleid het christelijk onderwijs uitholt en vervlakt? En wat die open luiken betreft: ook reformatorische scholen willen graag een bijdrage leveren aan het geheel van onze samenleving, maar dan wel graag vanuit hun eigen optiek. Juist door het bewaren van de eigen christelijke identiteit bewijzen wij de samenleving de beste dienst. Het reformatorisch onderwijs verkeert in het spanningsveld van eigenheid en (begeleide) confrontatie. Het wil beide niet kwijt.

In mei belegden de RMU en de lerarenvereniging GOLV twee bijeenkomsten in Goes en Apeldoorn voor een debat over artikel 23 van de Grondwet waarin de vrijheid van onderwijs is geregeld. Tijdens het debat in Gouda werd de druk op de vrijheid van onderwijs door mevrouw Lambrechts (kamerlid van D66) opgevoerd door te stellen dat alle door de overheid bekostigde scholen toegankelijk moeten zijn voor alle leerlingen. Om haar stelling te illustreren verwijs zij naar Psalm 23, een associatie met artikel 23 van de Grondwet: Terwijl de overheid de tafel van het reformatorisch onderwijs feestelijk heeft gedekt, worden vervolgens de belangstellenden geselecteerd. „Niet iedereen mag zomaar mee-eten.” Mevrouw Lambrechts verguldde de pil met de opmerking dat reformatorische scholen goed onderwijs in huis hebben. Laten zij dan dat onderwijs ook royaal ter beschikking stellen aan zo veel mogelijk leerlingen. Help allochtonen bevrijden uit hun isolement. Misschien wordt zo’n moslimleerling wel christen.

Harmonie
SGP-kamerlid Van der Vlies stelde dat ouders onderwijs mogen verlangen dat in harmonie is met de opvoeding die zij zelf geven. De overheid moet daarom niet aan het benoemings- en toelatingsbeleid komen. Daardoor wordt die harmonie doorbroken.

En zeker geen dwang uitoefenen: SP-kamerlid Vergeer stelde de bekostiging door de overheid ter discussie. Hij is geneigd „een open toelatingsbeleid als voorwaarde voor bekostiging te zien.”

Trouwens, „misschien heeft de overheid de reformatorische scholen niet eens nodig voor de realisering van de spreiding van achterstandsleerlingen. Want 90 procent van de bijzondere scholen hadden geen problemen met een ruimer toelatingsbeleid.”

Het is maar te hopen dat de reformatorische scholen buiten schot blijven. De vrijheid van onderwijs is ook vrijheid voor inrichting van onderwijs. Scholen mogen tot nu toe zelf bepalen wie zij toelaten. Hoelang zullen wij dat recht behouden? Voor dat recht op vrijheid van onderwijs is in de 19e eeuw lang en dapper gestreden. Er zijn grote offers voor gebracht.

De tijd van de gereformeerde overheid die nauw samenwerkte met kerk en school was voorbij. Er bleef voor ouders uit de gereformeerde gezindte niets anders over dan door te strijden voor eigen scholen met een positief christelijk karakter.

De openbare scholen hadden een open toelatingsbeleid. Iedereen werd toegelaten. Dit was bij de voorstanders van bijzonder christelijk onderwijs niet het geval. Zij dachten vanuit de bijbelse en reformatorische overtuiging dat kerk en school een levensbeschouwelijke eenheid moeten zijn. Die overtuiging is mijns inziens nog altijd actueel. Bijzonder graag zou ik alle jongeren van heel Nederland toe willen laten tot onze reformatorisch scholen. Maar is dat de taak van een school?

Is een school een evangelisatiepost? Nee. Betekent het zendingsbevel -„Predikt het Evangelie aan alle creaturen”- dat iedereen zonder onderscheid naar eigen keuze lidmaat kan worden van een kerk? Nee! Hoe zullen er twee samengaan als zij niet eerst overeengekomen zijn? Concreet gezegd: als ouders de grondslag van de school alleen maar kunnen respecteren en niet onderschrijven, welke gevolgen zal dat dan hebben voor het schoolklimaat?

Weinig over
In de bundel ”Visie op het Onderwijs”, destijds samengesteld door C. Bregman en I. A. Kole, staat een bijdrage van ir. (nu dr. ir.) J. van der Graaf (blz. 41). Hij beschrijft dat de secularisatie aan de christelijke school niet voorbijgaat. Zulke scholen werden vaak bevolkt door leerlingen van niet-christelijken huize. Veel leerlingen die nog bewust willen leven vanuit de christelijke achtergrond die ze van huis uit meekregen, raken in de verdrukking als ze daaraan trouw willen blijven.

Ik hoop dat wij de les van de recente geschiedenis niet zullen vergeten. We hebben er al de handen vol aan de eigen leerlingen bij de les te houden.

Van veel bijzondere christelijke scholen is weinig overgebleven. De deuren gingen wel heel wijd open. Scholen hoopten misschien heel oprecht invloed uit te oefenen. Scholen kúnnen ook heel veel goede invloed uitoefenen! De bundel ”Visie op het Onderwijs” begint met een citaat van de pedagoog prof. Langeveld: „Scholen maken mensen.” Maar je kunt het mijns inziens ook omkeren: „Mensen maken scholen.” Docenten en leerlingen bepalen samen voor een groot deel het schoolklimaat. Reden genoeg om én bij het benoemings- én bij het toelatingsbeleid de vinger aan de pols te houden. Met de luiken open. Maar dan in de betekenis van het geopende venster van Daniël.