Waarom het bijzonder onderwijs moet blijven

S. Paas (Christelijk Gereformeerd, theoloog) - afkomstig uit: N.R.C. (2003-12-23)

Herman Philipse voert een pleidooi voor "radicaal seculier onderwijs" in een "radicaal seculiere staat" (Opiniepagina, 18 dec). Zijn pleidooi komt een beetje uit de lucht vallen, want hij geeft zelf toe dat de problemen in het islamitisch onderwijs (vooral voorspelde problemen, overigens) ook op te lossen zijn binnen de ruimte die artikel 23 biedt. In tegenstelling tot Philipse vind ik het bijzonder onderwijs een kroonjuweel, waarvoor een moderne staat zich niet hoeft te schamen. Daarvoor heb ik vijf redenen.

1. Het bijzonder onderwijs is ontstaan in een democratisch proces.
Philipse suggereert dat de grondwetswijziging van 1917 een "koehandel" was, waarbij de liberalen "gedwongen" werden overheidsfinanciëring voor het confessioneel onderwijs te aanvaarden in ruil voor het algemeen kiesrecht. Dit is een vertekening van de werkelijke toedracht. De liberalen hebben de gelijkstelling over zichzelf afgeroepen door de onderwijswet aan te scherpen en de ogen te sluiten voor gevoelens van onlust onder het volk. Daarmee gaven zij blijk van een regentenmentaliteit. De confessionelen, die aanvankelijk probeerden binnen het openbaar onderwijs ruimte te vinden, voelden zich zo in het nauw gedreven dat zij een volksbeweging op gang brachten. In 1888 leidde dit tot een kamermeerderheid voor hen, waarna langs democratische weg in een aantal fasen de gelijkstelling begon. In 1889 werden de salarissen van onderwijzers in het bijzonder onderwijs al betaald uit algemene middelen, waarna in 1917 de grondwetswijziging volgde, als slot van een lang proces. Deze kwam dus bepaald niet uit de lucht vallen.

Het bijzonder onderwijs is een elegante manier om groepen met tegengestelde belangen zoveel mogelijk ruimte te geven, zonder de fundamenten van de rechtsstaat te schaden.
Nederland is een land zonder echte meerderheden. Het past in onze traditie van pragmatisch en verstandig samenleven om bijzonder onderwijs te hebben. Uiteraard moet dit voldoen aan wettelijke kwaliteitseisen en daarop moet toegezien worden. Maar het staat vast dat bijzondere scholen generaties lang keurige burgers hebben afgeleverd. Hun levensbeschouwelijke karakter heeft daaraan niets afgedaan. Integendeel, christenen zijn bijvoorbeeld oververtegenwoordigd in vrijwilligersorganisaties en geven gemiddeld meer aan goede doelen. Zij tonen een bovengemiddelde politieke betrokkenheid. Hun vorming en opvoeding in een sterke levensbeschouwelijke traditie legt de samenleving dus geen windeieren. Nederland kan er trots op zijn verdraagzaamheid en pragmatisme op zo'n elegante manier te hebben verbonden. Als er problemen rijzen in het bijzonder onderwijs, bijvoorbeeld op islamitische scholen, zouden we er daarom alles aan moeten doen om die aan te pakken binnen de bestaande kaders.

Een rechtsstaat heeft belang bij een zekere instituering van verschillen.
Nederland kent levensbeschouwelijk gebonden scholen, omroepen en politieke partijen. Wij zouden deze verscheidenheid moeten koesteren. De geschiedenis toont aan dat het op de langere termijn nooit gezond is voor een land om de stem van minderheden te marginaliseren. Een blanke, seculiere meerderheidsmoraal zal onherroepelijk intellectuele inteelt vertonen (als dit niet al aan de gang is), wanneer zij werkt aan het afschaffen van instituties die haar tegenspraak bieden. Zij zou zulke instituties juist moeten faciliteren, al was het maar om zelf eerlijk te blijven.

Het bestaan van bijzonder onderwijs herinnert ons eraan dat levensbeschouwelijke neutraliteit niet bestaat.
Eén van de ficties van tegenstanders van het bijzonder onderwijs is de gelijkstelling van 'seculier' met 'neutraal'. Dit is een dogma dat blijkbaar geen onderbouwing nodig heeft. De oproep om de scholen seculier te maken, is echter geen poging om neutraal onderwijs te scheppen, maar een poging van een spraakmakende groep Nederlanders om de samenleving in te richten naar hun wensen. Zij hebben dit recht, maar zouden er goed aan doen de ideologische term 'neutraal' daarbij niet te gebruiken. Elke vorm van onderwijs, seculier of niet, heeft een identiteit en is levensbeschouwelijk gekleurd. In elke school leven, bewust of onbewust, ideeën over het goede leven, het mensbeeld, de juiste inrichting van de samenleving enzovoort. Wie kan hier het recht claimen 'neutraal' te zijn? Het bestaan van bijzonder onderwijs laat zien dat geen enkele levensbeschouwing dit recht kan opeisen, ook niet de a-religieuze. Zo wordt de vestiging van een levensbeschouwelijke monocultuur tegengegaan.

Afschaffen van bijzonder onderwijs zou ongelijkheid betekenen.
Dit is een negatief argument, maar het is wel belangrijk. Nu is het zo dat christelijke, islamitische en seculiere ouders hun kinderen naar scholen kunnen sturen van hun voorkeur. Als Philipse zijn zin krijgt, zullen alleen 'radicaal seculiere' ouders dit voorrecht nog genieten. Zijn voorstel levert in feite niets op: seculiere ouders krijgen geen extra voordeel en religieuze ouders verliezen voordelen. Van een situatie waarin gelijkheid bestaat, komen we in een situatie van ongelijkheid en frustratie. Alleen heel zwaarwegende redenen mogen ons ertoe brengen deze gelijkheid af te schaffen, omdat zij een kenmerk is van beschaving.