Graag een open discussie over onderwijsvrijheid

A. Slob (CU) - afkomstig uit: Nederlands Dagblad (2004-01-02)

Het afgelopen jaar is de vrijheid van onderwijs voortdurend aan de orde geweest. Met name de VVD zorgde voor veel decibellen rond dit thema. Voor een deel waren die op rekening te schrijven van Kamerlid Hirsi Ali, die in haar strijd tegen islamitisch onderwijs direct maar het totale bijzonder onderwijs op de schop nam.

In de laatste weken van het jaar laat ook de PvdA zich horen. Zo zei de Amsterdamse wethouder Oudkerk dat er een verbod moest komen op het stichten van scholen met een religieuze grondslag. Vorige week begon PvdA-leider Bos weer over de acceptatieplicht voor bijzondere scholen.

Toen ik Kamerlid werd, nam ik me voor zeer terughoudend te zijn in het spreken over de vrijheid van onderwijs. Het was mij opgevallen dat discussies over onderwijs, vooral als het om bestrijding van onderwijsachterstanden ging, al snel terechtkwamen in volledig verpolitiekte loopgravendiscussies over artikel 23 van de Grondwet. Ik vond dergelijke discussies weinig vruchtbaar. Ze leidden af van de echte problemen waar het onderwijs mee te maken had.

Terugkijkend op 2003 word ik opnieuw bevestigd in deze opvatting. Een jaar praten heeft de problemen niet kleiner gemaakt en de tegenstellingen zijn alleen maar vergroot. Bij al deze discussies is het goed de vraag te stellen, waarom er zo hard op de vrijheid van onderwijs wordt ingezet.

Ik ben trots op het unieke Nederlandse onderwijsbestel. De in de Grondwet vastgelegde vrijheid van onderwijs geeft ouders de gelegenheid hun overtuiging - al dan niet levensbeschouwelijk bepaald - tot uitdrukking te brengen in het onderwijs. Al vanaf het eerste begin is de onderwijsvrijheid niet alleen als een zegen, maar ook als een ergernis gezien. Die ergernis is er vooral bij mensen die voorstander zijn van pluriforme scholen. Onverdeeld naar de openbare school, is jarenlang het adagium van deze mensen geweest.

Deze geluiden beginnen met kracht terug te komen. Katalysator daarbij zijn de problemen die zich voordoen in probleemwijken in grote steden, vooral op de zogenaamde zwarte scholen.

Volgens leidende politici van VVD, PvdA, D66 en ook de SP staat de vrijheid van onderwijs oplossingen voor deze problemen in de weg. Zelfs de inhoud van een vorig jaar verschenen uitgebreide verkenning van de Onderwijsraad - onder de titel Vaste grond onder de voeten - heeft hen niet op andere gedachten kunnen brengen.

De Onderwijsraad heeft zeer goed beargumenteerd afgerekend met enkele hardnekkige mythen rond artikel 23 van de Grondwet. Niet de vrijheid van het bijzonder onderwijs om leerlingen te selecteren op basis van godsdienstige achtergrond is de hoofdoorzaak van het probleem. De tweedeling van witte en zwarte scholen vloeit vooral voort uit de bevolkingssamenstelling van de wijk en de schoolkeuze van ouders. Het aantasten van de vrijheid van onderwijs is daarvoor dus niet de oplossing.

Is men horende doof?, vraag ik me dan af. Ik heb nagedacht over de vraag, waarom men iedere keer weer de discussie over de band van de vrijheid van onderwijs speelt. Ik geef een paar mogelijkheden.

  1. Het blijkt dat gespierde uitspraken over bijvoorbeeld het aan banden leggen van het islamitisch onderwijs het goed doen bij een groot deel van het electoraat en de media. Datzelfde geldt ook voor het aanpakken van de problematiek van de zwarte scholen. 'Sluit islamitische scholen' komt in dit post-Fortuyntijdperk beter over dan 'help scholen achterstanden te bestrijden'. Het is goedkoop scoren, democraten onwaardig. Van politici mag verwacht worden dat ze zorgvuldig met grondrechten omgaan.
  2. Ik sluit ook niet uit dat achter al deze uitspraken een verborgen agenda schuil gaat, dat men af wil van de vrijheid van onderwijs zoals we die sinds de Pacificatie kennen. Het zou voor de discussie wel zo fraai zijn als men daar open voor uitkomt. Alleen de SP heeft dit in haar verkiezingsprogramma staan.
    VVD en D66 zouden zich nu gebonden moeten weten aan het regeerakkoord, waarin letterlijk staat dat aan de vrijheid van onderwijs ,,niet getornd zal worden''. Scholen hebben, zo lezen we nog meer in het regeerakkoord, ,,recht op naleving en bescherming van hun eigen grondslag en traditie. Scholen kunnen van ouders en leerlingen vragen de grondslag en traditie van de school te respecteren. Van scholen mag dan worden gevraagd, zonder acceptatieplicht, om leerlingen op die basis te aanvaarden. In dat kader is het nuttig als gemeenten met scholen afspraken maken over de opneming van allochtone leerlingen."
  3. Wat ook zou kunnen meespelen, is dat mensen door de toenemende secularisatie geen gevoel meer hebben voor wat ten diepste de drijfveren van ouders zijn om hun kinderen naar bijzondere scholen te sturen, en van scholen om onderwijs te geven vanuit een religieuze grondslag.
    Daar speelt ook nog mee dat de praktijk op veel van deze scholen in de loop van de tijd sterk veranderd is. Veel scholen op religieuze grondslag voeren een open toelatingsbeleid voor leerlingen. Er zijn ook scholen die docenten voor de klas toelaten die de grondslag van de school niet kunnen onderschrijven. In discussies over de vrijheid van onderwijs leggen critici daar nog wel eens de vinger bij. Zulke situaties maken de identiteit van dergelijke scholen voor bijzonder onderwijs - op zijn zachtst gezegd - niet scherper. En voor politici als ik wordt het er niet makkelijker op om pal te blijven staan voor de vrijheid van onderwijs.

Wat zou ik in 2004 graag willen?

  1. Een zorgvuldige discussie over de vrijheid van onderwijs. De regering komt binnen een paar weken met een reactie op het rapport van de Onderwijsraad. Deze reactie kan gebruikt worden om fundamenteel met elkaar te spreken over de vrijheid van onderwijs. Bij zo'n discussie hoort een open houding van alle partijen.
  2. Opkomen voor de vrijheid van onderwijs mag er niet toe leiden dat voorstanders van dit grondrecht geen oor en oog hebben voor problemen die zich in het onderwijs voordoen. Ik bestrijd overigens dat dit het geval zou zijn, maar de beeldvorming is soms wel iets anders.
    De problemen van zwarte scholen en onderwijsachterstanden (dit gaat niet altijd 1 op 1 op, zeg ik er voor de duidelijkheid maar bij) mogen niet gebagatelliseerd worden en vragen om een adequate politieke aanpak. Met de Onderwijsraad ben ik echter van mening dat de vrijheid van onderwijs niet de oorzaak van deze problemen is. Het is een misvatting dat zwarte scholen per definitie openbare scholen zijn. In grote steden zijn er veel zwarte scholen die vallen onder de categorie bijzonder onderwijs.
  3. De vrijheid van onderwijs vindt niet alleen haar verankering in het politieke draagvlak dat daarvoor is. Minstens zo belangrijk is het draagvlak voor deze vrijheid - en dan in het bijzonder de praktisering van deze vrijheid - bij de scholen zelf. Als de door de vrijheid van onderwijs verkregen eigen identiteit van de school niet méér is dan een bordje op de gevel van een schoolpand of een logo op het briefpapier, dan zullen we op korte of lange termijn de strijd voor het behoud van deze vrijheid verliezen. Alleen als scholen echt inhoud en werk van hun identiteit maken, hebben we goede papieren om ons te blijven beroepen op het recht van de vrijheid van onderwijs.

Drs. Arie Slob is lid van de Tweede Kamer voor de ChristenUnie