Onderwijs en integratie: vrijheid in gebondenheid

H. Strietman (Verus (voorheen: Besturenraad, besturenorganisatie voor Protestant-Christelijk onderwijs)) - afkomstig uit: Besturenraad (2004-01-20)

Ingekorte reactie van de Besturenraad op het rapport van de commissie Blok 20-1-2004

In de weken voorafgaand aan publicatie begon de wedstrijd al van wie de meeste afstand nam, tot het eigen verleden of tot de verwachte inhoud van het rapport. Over onderwijs gesproken: van verplichte spreiding, premie op te mengen “witte” en korting op eenzijdig “zwarte” scholen, en de vrijheid van onderwijs die daarom ter discussie gesteld zou moeten worden. Maar zo rabiaat bleek de commissie niet. Per slot van rekening staat die vrijheid al jaren ter discussie, kennelijk als de politieke prijs van zijn praktische succes in een dynamische toepassing die buitenstaanders voor onmogelijk wensen te houden. Want in ons pluriforme onderwijsbestel van een derde openbare scholen en tweederde bijzonder (!) staan verreweg de meeste van deze scholen open voor alle ouders/leerlingen die de identiteit respecteren. Maar de vrijheid van onderwijs gaat dieper: de oude of nieuwe minderheden, of ze nu reformatorisch, joods, hindoe of islamitisch zijn, die met overtuiging kiezen voor eenheid tussen geloof, gezin en school, kunnen een eigen school onderhouden. Voor hen geldt die als middel tot emancipatie in eigen kring, als voorwaarde voor maatschappelijke participatie.

(...) Zonder dat de commissie nu zelf een boude stelling betrekt over ons gevoelige grondrecht, roept zij wel vragen op over een aspect daarvan, namelijk het toelatingsbeleid van de bijzondere school. Kennelijk acht men dat soms onvoldoende duidelijk en daardoor inconsequent, er “zijn een paar voorbeelden gevonden (! hs) van scholen die proberen bepaalde groepen ouders en kinderen buiten de deur te houden” (...) Maar daarmee is er nog geen probleem met al die scholen die staan voor hun missie, identiteit, (...) die niettemin of zelfs juist daarom open staan voor alle ouders en leerlingen die, gelovig of niet, daarvoor hun respect betuigen. Mijns inziens behoort er evenmin een probleem te zijn met noem ze maar “gesloten” scholen, want wie, behalve misschien nog een deel van de VVD, zou het bestaansrecht ontkennen van een orthodoxe school voor joden, hindoes, islamieten of reformatorische dan wel “vrijgemaakt” gereformeerde christenen? Wat echter wel alom verwacht wordt is daarin consequent te zijn: open (met respect) of gesloten (exclusief), en geen vage tussenfiguren waarin men het één zegt en het ander doet. (...)

De kernvraag lijkt mij daarom nu niet hoe vrijheid van onderwijs uit te oefenen in een beleid tot integratie, maar wat de commissie en wij ons voorstellen bij de overdracht van “de kernwaarden van de Nederlandse rechtsstaat”. Want dat is ofwel een formeel lijstje waarvoor nu juist onze Grondwet de basis biedt: dat van klassieke en sociale grondrechten, ofwel ieder voor zich naar eigen levensbeschouwelijke oriëntatie en invulling zolang die niet in strijd is met de wet. In een pluriform geworden samenleving die niettemin geworteld is in een onmiskenbare westerse, christelijke traditie zoals de onze, is het ook politiek een grote uitdaging om daarover iets te erkennen dat fundamenteler is dan elk wat wils al naar gelang het individuele perspectief. Er is veel reden om aan te nemen dat wie die uitdaging aangaat, vroeg of laat ook terechtkomt bij waarden als tolerantie en (alweer) respect, meer dan de afgelopen twee jaar in het publiek domein van “wij” tegenover “zij” wel is beleden. En dat men dan ook weer de zon in het water kan zien schijnen voor eigen voorzieningen van mensen die zich eerst thuis willen voelen bij gelijkgezinden voordat ze de brug bouwen naar een ander. Want voor “Bruggen bouwen”, zoals de prachtige titel van het rapport luidt, heb je eerst stevige pijlers te slaan. (...)

H. Strietman, directeur Besturenraad, de organisatie van het christelijk onderwijs.