'Er moet voor ouders iets te kiezen blijven.'

Mariëtte Hamer (PvdA) - afkomstig uit: Inzicht 2/2006 pag. 22-24, tijdschrift van Vereniging voor Openbaar Onderwijs (2006-04-08)

Als het aan Mariëtte Hamer ligt, zijn straks alle negatieve bijwerkingen van artikel 23 verdwenen. Ze probeert de rechtspositionele verschillen tussen het openbaar en het bijzonder onderwijs teniet te doen door zelf wetsvoorstellen in te dienen en wetsvoorstellen van anderen te amenderen. In het afschaffen van artikel 23 van de grondwet ziet zij echter niets: 'Dat is niet nodig en niet wenselijk. Er moet voor ouders iets te kiezen blijven.'

Hamer bestrijdt dat de PvdA met deze strategie de fundamentele discussie uit de weg gaat: 'Je kunt natuurlijk stellen dat je met het schrappen van artikel 23 alle problemen in één klap hebt opgelost, maar dat is niet realistisch. Volgens mij is daar politiek gezien geen draagvlak voor. Maar dat is niet de enige reden waarom wij voor een andere weg gekozen hebben. We vinden ook dat er in dat artikel een zeer waardevol element zit, namelijk de vrijheid van ouders om een school te kiezen of om een nieuwe school volgens eigen beginselen te stichten en in te richten. Die rechten willen we overeind houden. Uiteraard zien we wel dat die, op zich goede, principes tot ongelijkheden hebben geleid. Het artikel was aanvankelijk bedoeld om de bijzondere scholen te beschermen. Zo heeft het ook gewerkt, maar het heeft er ook voor gezorgd dat het openbaar onderwijs in een nadelige positie terechtkwam. Dus moet je stappen zetten om die onwenselijke verschillen op te heffen. Maar met behoud van die keuzevrijheid van ouders.'

Duwen en trekken
Een aantal van die stappen heeft Mariëtte Hamer al gezet. Zo diende zij een initiatiefwetsvoorstel in over integratie in het onderwijs waarin onder andere wordt afgerekend met het weigeren van leerlingen. Maar zij heeft nog meer pijlen op haar boog. Die zijn, in de vorm van voorstellen, te vinden in haar notitie 'Ouders en Scholen Samen Sterk - de vrijheid van onderwijs opnieuw ingevuld.' Voorstellen onder meer om een toelatingsrecht voor ouders en leerlingen in te voeren, te streven naar gelijkheid in bestuursvorm, rechtspositie en rechtsgang tussen openbaar en bijzonder onderwijs, gezamenlijke inschrijfmomenten of het aan de gemeente toekennen van een aanwijzingsrecht voor moeilijk plaatsbare leerlingen. 'Voor de meeste van deze voorstellen', aldus Hamer, 'constateer ik een toenemende instemming bij andere parlementsleden. Er staan voorstellen uit mijn notitie in mijn eigen initiatiefwetsvoorstel over integratie in het onderwijs en in het geamendeerde wetsvoorstel onderwijsachterstanden van de minister. Die wetsvoorstellen zijn inmiddels aangenomen. Die brede steun zou ik nooit hebben gekregen als ik openlijk aan artikel 23 had getornd. Dan was onmiddellijk een deel van de kamer uiterst opgewonden geraakt, terwijl we op deze manier geleidelijk steeds dichter bij ons doel komen. Nu al beluisteren we instemming van de kamer over de noodzaak van overleg tussen de gemeente en de scholen en over een spreidingsbeleid van kinderen met achterstanden. Ik geef toe: het zijn niet van die grote stappen en je moet soms een beetje duwen en trekken, maar we boeken onmiskenbaar vooruitgang.'

Schrikreactie
Dat duw- en trekwerk betekent ook dat er zo nu en dan wat water bij de wijn moet, maar daar heeft Mariëtte Hamer niet al te veel moeite mee. 'Bij dat wetsvoorstel achterstanden rees bijvoorbeeld de vraag of in het overleg tussen gemeente en scholen de gemeente doorzettingsmacht moest geven om tot bindende afspraken te komen. Die vraag leidde tot een schrikreactie bij een aantal partijen. We mochten natuurlijk niet aan de autonomie van hun scholen komen! En toch is er nu een meerderheid voor het voorstel dat de gemeente het initiatief neemt tot bindende afspraken. Er is alleen aan toegevoegd dat dat eerst op basis van consensus geprobeerd moet worden. Lukt het niet, dan kunnen de partijen zich wenden tot een geschillencommissie. Ik had best een stap verder willen gaan, maar goed, nu zie ik die geschillencommissie maar als een toefje op mijn voorstel om die bevoegdheid aan de gemeente te geven.'

Weigeren
Zo is Mariëtte Hamer consequent bezig om bijzonder en openbaar onderwijs in een gelijkwaardige positie te brengen. ' Dat gebeurt door het wegnemen van privileges bij het bijzonder onderwijs, zodat dat onderwijs meer kenmerken van openbaar onderwijs krijgt en door het versterken van de rechtspositie van het openbaar onderwijs. In mijn notitie noem ik dat de verbijzondering van het openbaar onderwijs. Ik ben er dan ook een warm voorstander van om van groepen openbare scholen publiekprivate stichtingen of verenigingen te maken en ze onder het bevoegd gezag van het gemeentebestuur weg te halen. Dat creëert bij de gemeente bovendien meer ruimte om zijn onafhankelijke regiefunctie ten opzichte van alle scholen te vervullen.'
Een bekend, langzamerhand zelfs berucht privilege van de bijzondere school is dat zij leerlingen mag weigeren. Dat is Hamer en haar partij een doorn in het oog: 'Daarom pleiten wij ook voor een toelatingsrecht voor leerlingen. Het openbaar onderwijs mag geen leerlingen weigeren en dat verbod zou over de hele linie moeten gelden. Er zou in principe bij geen enkele school een wachtlijst moeten bestaan, tenzij de school helemaal vol is, maar in dat geval zou de gemeente dan in actie moeten komen. Daarom vinden we dat eerder genoemde overleg tussen gemeente en de scholen ook zo belangrijk. Want dan lossen scholen samen eventuele problemen met de inschrijving van leerlingen op. Bijvoorbeeld door het opstellen van een gezamenlijk inschrijvingsplan. Wij noemen dat een leerlingenpopulatieplan. Ouders geven dan bijvoorbeeld drie voorkeursscholen op en de scholen beoordelen dan gezamenlijk waar dit kind het best terecht kan. Maar we zeggen er wel bij dat het kind nooit terecht mag komen op een school die de ouders niet willen.'

Te grote kogels
Het streven naar volledige gelijkwaardigheid van openbaar en bijzonder onderwijs betekent voor Mariëtte Hamer niet dat voortaan alle scholen op elkaar zouden moeten lijken.'Wij zijn er juist voor dat scholen van elkaar kunnen verschillen. Anders valt er voor de ouders niet veel te kiezen. De ene school zal bijvoorbeeld aandacht schenken aan een bepaalde levensbeschouwelijke identiteit en de ander niet. Ook blijven er uiteraard verschillen bestaan in pedagogisch-didactisch opzicht. En natuurlijk blijft het mogelijk om een school te stichten op confessionele grondslag. Dat zouden echter niet van die kleine schooltjes moeten zijn. De christelijke partijen pleiten ervoor om de stichtingsnormen te versoepelen, maar daar zijn wij tegen. Ik vind het een goede zaak dat de stichtingsnormen nu vrij scherp zijn. Bovendien is de behoefte om dergelijke scholen te stichten flink afgenomen. Alleen bij islamitische ouders is die behoefte nog vrij sterk. Wij zien liever dat deze kinderen naar een gemengde school gaan, maar het gaat ons ook weer veel te ver om hen beperkingen op te leggen. Dat ligt voor ons principieel. Ik zou wel met de islamitische zuil in gesprek willen gaan om uit te leggen dat ze beter niet kunnen kiezen voor afzondering. Maar verder willen we niet gaan. Als je met islamitische ouders praat, hoor je vaak zeggen: Ik had mijn kind wel op de openbare school willen houden, als ik het gevoel had gehad dat ze daar voldoende aandacht aan mijn kind schonken. Dus ik denk dat je om die kinderen te behouden beter het openbaar onderwijs kunt verbeteren dan de islamitische school beknotten. Het is overigens principieel onjuist om de discussie over het stelsel helemaal toe te spitsen op de islamitische school. In dat opzicht zijn sommige parlementsleden met veel te grote kogels aan het schieten. We zien bijvoorbeeld ook niets in het voorstel van de minister om het oprichten van een school te verbieden, als die nieuwe school uit meer dan tachtig procent allochtone leerlingen zal bestaan. Dan denk ik: wat moet er dan met die zwarte school in Amsterdam-West gebeuren? Moet die dan sluiten? Dat voorstel gaat het vast niet halen. Het is ook al een hele tijd stil daaromheen. Het zal wel in een lade verdwijnen.'

De Vereniging voor Openbaar Onderwijs (VOO) streeft naar:

School. Zonder voorvoegsels als: algemeen bijzondere, islamitische, katholieke, protestants-christelijke, openbare, enzovoorts.

De redenen:

  • Elk kind heeft het recht om van jongs af aan andere godsdiensten en culturen te leren kennen.
  • De échte samen(!)leving is ook niet opgedeeld in verzuilde hokjes.
  • De verzuiling speelt steeds minder een rol bij de schoolkeuze van ouders.
  • Veel bijzondere scholen 'doen' er niet zoveel meer aan en laten alle leerlingen toe.
  • Als je het hebt over 'integratie', dan moet je op z'n minst zelf het voorbeeld geven; zeker aan kinderen.

De kenmerken:

  • Alle scholen zijn onbeperkt toegankelijk voor alle kinderen (wens 71% Nederlanders; bron Onderwijsmeter OCW).
  • Op vraag van de ouders is humanistisch vormingsonderwijs en elk gewenst godsdienstonderwijs mogelijk.
  • Eén bestuur bestuurt alle scholen in een (deel van een) stad of regio.

Inzicht laat een aantal mensen aan het woord over deze gedachte.

School
In Mariëtte Hamers' notitie wordt de vraag gesteld of het duale onderwijsstelsel wringt en in de beantwoording worden enkele 'oude' rechten van het bijzonder onderwijs kritisch beschouwd. Dat het stelsel door versnippering ook onnodig kostbaar is, blijft echter buiten beschouwing. Dat is de consequentie van het willen behouden van het recht van ouders om tussen scholen te kunnen kiezen. 'Aan dat recht willen we beslist niet morrelen', reageert Hamer. 'En dat kan er in bepaalde gevallen inderdaad toe leiden dat er in een nieuwe wijk meerdere scholen van bescheiden formaat zijn. Die mogelijkheid moet blijven bestaan. Ik verwacht dat er steeds minder behoefte zal zijn aan scholen op confessionele grondslag, maar dat er wel scholen met een verschillende pedagogische aanpak blijven bestaan. Is er in een bepaalde nieuwe wijk geen behoefte meer aan een school op confessionele grondslag? Nou, dan komt hij er gewoon niet. Men kan dan toch kiezen voor het openbaar onderwijs, of voor een samenwerkingsschool? Wij hebben ook een wat andere insteek dan de VOO: een school, zonder verdere toevoeging. De VOO zegt eigenlijk: schaf het bijzonder en openbaar onderwijs af en maak één type school. Terwijl wij juist het bestaande stelsel zo aantrekkelijk vinden, omdat ouders kunnen kiezen welke school het beste bij hun kind past. Dat verschil verschuift van levensbeschouwelijk onderscheid naar onderscheid in aanpak of in pedagogisch opzicht, maar het feit blijft dat artikel 23 beschermt dat er iets te kiezen valt.'

De PvdA huldigde in het verleden het standpunt dat de laatste school in een dorp een openbare school moest zijn. Mariëtte Hamer betwijfelt of dat standpunt in haar partij nog veel aanhangers heeft. 'Volgens mij hebben we nu het standpunt dat er in ieder geval een school moet blijven!'

Mariëtte Hamer is sinds 1998 Tweede-Kamerlid voor de Partij van de Arbeid en zij is lid van de kamercommissies Onderwijs Cultuur en Wetenschappen en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.