Christenen moeten eigen onderwijs zelf financieren

Henk Dijkgraaf (cultuurfilosoof) - afkomstig uit: Reformatorisch Dagblad (2007-09-27)

Zaterdag meldde deze krant dat in Engeland de regering van premier Gordon Brown een overeenkomst heeft gesloten met maar liefst vijftien godsdienstige organisaties. De staat gaat religieuze scholen die tot nog toe onafhankelijk waren bekostigen om ze, met de woorden van de verslaggever, „in het staatssysteem te lokken.” Volgens de website van de BBC gaat het hier om een bonte mengeling van anglicaanse, rooms-katholieke, Grieks-orthodoxe, hindoe-, sikh- en vooral islamitische scholen.

Tijdens de presentatie van het akkoord stelde de Britse minister voor onderwijs, Ed Balls, dat religieuze scholen al sinds mensenheugenis een belangrijke bijdrage leveren aan het onderwijs en dat ze op geen enkele manier de integratie in de weg staan. Hij erkende dat het onderwijs in de eerste plaats een zaak is van de ouders en niet van de staat.

Demagogie
Die laatste uitspraak is natuurlijk een opmerkelijk staaltje van politieke demagogie. Eerst ’lok’ je religieuze scholen het staatssysteem in en vervolgens zeg je dat het onderwijs vooral bij de ouders thuishoort. De enig juiste reactie op de staatsbekostiging van scholen was die van Graham Coyle van de Christian School’s Trust: bekostiging door de staat leidt tot staatsinmenging. „Wij denken dat de Bijbel licht werpt op alle vakken en dat alles dat niet door Gods wijsheid wordt aangeraakt, zondig is. Zo bereiden wij jongeren voor. Die vrijheid zouden we direct kwijtraken zodra de overheid eisen gaat stellen aan de inhoud van ons onderwijs.”

Deze woorden van Graham Coyle deden mij denken aan wat Philipp Melanchthon zegt in een catechisatieboekje uit dat hij in 1540 uitgaf onder de titel ”Catechesis puerilis”: dat op christelijke scholen minstens één dag in de week gewijd dient te zijn aan Bijbels en catechetisch onderwijs. Wie dat afzet tegen de schamele één of twee uur godsdienst en kerkgeschiedenis die leerlingen op orthodox-christelijke scholen krijgen voorgeschoteld, gaat zich toch werkelijk afvragen of op deze scholen de Bijbel nog wel de kern van het curriculum uitmaakt. Antwoord: nee.

Ziehier het gevolg van staatsinmenging. Een school die besluit 6 à 7 uur per week te besteden aan godsdienst en kerkgeschiedenis, wordt per direct door de onderwijsinspectie op de vingers getikt. Dat zou immers ten koste gaan van andere vakken en de overheid schrijft de scholen nu eenmaal kerndoelen voor. Wie altijd dacht dat er in Nederland werkelijk vrijheid van onderwijs bestaat, moet zich nog eens achter de oren krabben. Die vrijheid is slechts schijn.

Blijkens Romeinen 13 heeft de overheid slechts twee taken: de goeden belonen en de kwaden straffen. De rest kan ze aan de samenleving zelf overlaten, onderwijs incluis. In een tijd waarin de overheid -nota bene onder aanvoering van CU-minister André Rouvoet - zich de autoriteit toedicht ’achter de voordeur’ in te grijpen, is het goed de Bijbelse limiet ten aanzien van overheidsmacht in ogenschouw te nemen.

Vrijheden
Hoewel in de beginjaren de SGP vanuit haar theocratische ideaal de overheid op moreel gebied een grote invloed toekende, hield ds. G. H. Kersten tijdens de algemene beschouwingen in 1922 een pleidooi voor de vrijheid van het volk. Volgens hem werd deze meer en meer ingeperkt door „vaccinedwang, leerdwang, verzekeringsdwang, stemdwang, dwang gelegd op den arbeid in 8-urigen arbeidsdag en wat al meer.” Kersten zag deze toenemende staatsbemoeienis als een ideologisch gevaar dat rechtstreeks voortvloeide uit het door hem verfoeide staatssocialisme. Calvinisten, aldus Kersten, erkennen dat het maatschappelijk leven een eigen soevereiniteit heeft die teruggaat op Gods scheppingsorde. Daarom moet de staat burgerlijke vrijheden eerbiedigen. Hij noemde deze vrijheden ook wel „puriteinse vrijheden”, waarmee hij bedoelde „de vrijheden, waarvoor onze vaderen eenmaal het zwaard hebben aangegespt; de vrijheid der consciëntie, God te dienen naar Zijn Woord door ons en ons huis; de vrijheid in onze woning; de vrijheid over onze lichamen en over die onzer kinderen.”

Het zij toegegeven: Kersten trok hieruit niet de conclusie dat de overheid zich niet met het onderwijs diende te bemoeien. Maar ook Kersten zat wel eens fout. Wel merkte hij de leerplicht aan als een onaanvaardbare dwangmaatregel!

Mijn conclusie is deze: wij christenen moeten het overheidsjuk afwerpen, eigen scholen oprichten die we zelf financieren en zelf bepalen wat de inhoud van ons onderwijs is. Dat kost financiële offers, maar laten we eerlijk zijn: christelijke vrijheid is ons hoogste goed.