CDA moet vrijheid van onderwijs nu redden

Harry van der Molen en Geert Meijering (CDJA) - afkomstig uit: Nederlands Dagblad (2008-09-25)

De CDA-fractie in de Tweede Kamer moet minister Plasterk tot de orde roepen, omdat hij de vrijheid van onderwijs wil inperken. De minister van Onderwijs wil reformatorische scholen namelijk verbieden om homoseksuele leerkrachten te weigeren. Dit staat haaks op artikel 23 van onze Grondwet en het CDA moet opstaan om een van dé verworvenheden van ons land veilig te stellen.

Eind juni presenteerde de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) haar 'Visienota Homoseksualiteit'. De kern hiervan was dat de VGS geen homoseksuele leraren voor de klas wil, omdat zij dit in strijd vindt met haar grondslag. Naar aanleiding daarvan schreef minister Plasterk van Onderwijs een brief aan de Tweede Kamer. Hierin was hij zeer helder over de vraag of op reformatorische scholen homoseksuele leraren geweigerd mogen worden: "Ik wil hier geen enkel misverstand over laten bestaan: dat mag dus niet." De minister vindt niet dat deze scholen daarmee tegen hun eigen beginselen in zouden gaan. Die zouden "dan te veel het karakter van een serie leef- en gedragsregels" krijgen, terwijl deze beginselen "veel meer omvatten dan de houding ten opzichte van (homo)seksualiteit."

Doodskist
Allereerst geeft Plasterk er blijk van geen kaas te hebben gegeten van religie. Iedere gelovige zou hem kunnen uitleggen dat beginselen, leefregels en godsdienst onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Nog veel schokkender is het echter dat de minister met enkele pennenstreken een nagel aan de doodskist van artikel 23 van onze Grondwet slaat. Als het benoemingsbeleid hier volgens hem al niet meer onder valt, wat blijft er dan nog over van de vrijheid van onderwijs? Hoe lang mogen christelijke scholen dan nog een islamitische leerkracht weigeren, omdat zij het problematisch vinden dat een moslim moet gaan uitleggen wat de betekenis van Pasen is?

Het CDJA vindt dat homo's en hetero's gelijkwaardig zijn en is uiteraard ook op de hoogte van het eerste artikel van onze Grondwet dat discriminatie op welke grond dan ook verbiedt. Wij leven echter in een democratische rechtstaat waarin de verschillende grondrechten tegen elkaar worden afgewogen. Daarmee is geen enkel grondwetsartikel belangrijker dan een ander.

In deze kwestie zijn drie belangrijke grondrechten in het geding. Allereerst hebben wij in Nederland met elkaar afgesproken dat homo's en hetero's gelijke rechten hebben. Niemand mag gediscrimineerd worden op basis van zijn of haar geaardheid, zoals vastgelegd in artikel 1 van de Grondwet. Maar godsdienstvrijheid is ook een grondrecht. Dat betekent dus dat mensen het recht hebben om in alle oprechtheid te geloven dat homoseksualiteit een zonde is. Ten slotte is de vrijheid van onderwijs in onze Grondwet verankerd, waardoor ouders een school mogen stichten of uitkiezen op basis van de grondslag die aansluit bij hun levensovertuiging.

Zoals gezegd is het ene grondrecht niet belangrijker dan het andere. Zij moeten altijd tegen elkaar worden afgewogen. De afgelopen tijd is er in Nederland een trend ontstaan waarin het gelijkheidsideaal van artikel 1 boven alle andere artikelen wordt verheven. Door te zeggen dat reformatorische scholen homoseksuele leerkrachten als personeel moeten accepteren, sluit Plasterk hierbij aan. Daarmee bepaalt hij vanuit Den Haag voor ouders en scholen of hun grondslag al dan niet deugt. Hij legt zelfs zijn eigen overtuiging op aan ouders die gemotiveerd gekozen hebben voor een school met reformatorische grondslag.

Bemoeienis
Wat het CDJA betreft mag een islamitische school er dus voor kiezen om geen christelijke docenten aan te stellen, terwijl een protestants-christelijke school het recht heeft om alleen leraren met die achtergrond te benoemen. Op basis van dezelfde argumenten mogen reformatorische scholen dus docenten weigeren die een homoseksuele relatie aangaan. Ook al heeft het CDJA moeite met deze houding ten opzichte van homoseksuelen, het is en blijft een grondwettelijk recht dat de politiek zich onthoudt van bemoeienis met de grondslag van een school.

Minister Plasterk trekt zich daar nu te weinig van aan. Als hij zijn zin krijgt dan mogen religieuze minderheden op ethisch gebied geen afwijkende meningen meer verkondigen. Daarmee komt Plasterk niet alleen op gevaarlijk terrein wat betreft de vrijheid van onderwijs, maar negeert hij ook het grondwettelijke recht op de vrijheid van godsdienst.

Teleurstellend genoeg heeft de CDA-fractie in de Tweede Kamer nog niets van zich laten horen over dit onderwerp.

Als er een politieke stroming is die onlosmakelijk verbonden is met de vrijheid van onderwijs dan is dat de christendemocratie wel. Artikel 23 is misschien wel hét kroonjuweel uit de geschiedenis van de christendemocratie. Laat het CDA in de Tweede Kamer hier dan ook pal voor staan en Plasterk in niet mis te verstane woorden tot de orde roepen.

Harry van der Molen en Geert Meijering zijn respectievelijk voorzitter en vicevoorzitter van het CDJA, de jongerenorganisatie van het CDA

Dit artikel is verschenen in het Nederlands Dagblad.