Discriminatieverbod staat niet boven onderwijsvrijheid

F.A.J. Kalberg (staatsrechtdeskundige) - afkomstig uit: Reformatorisch Dagblad (2009-09-11)

Het streven van GroenLinks en de SP om bijzondere scholen te verbieden een gericht toelatingsbeleid te voeren is in strijd met de wetsgeschiedenis en de Grondwet, schrijft drs. F. A. J. Th. Kalberg.

Terecht wijst drs. Harry Lamberink ("Paarse politici bedreigen vrede in de samenleving") erop dat de Kamerleden Dibi (GroenLinks) en Van Dijk (SP) met hun initiatiefwet om scholen het recht te ontnemen een gericht toelatingsbeleid te voeren op basis van de grondslag en doelstelling van de school, de grondrechten voorwerp willen maken van politiek debat en van een rangorde willen voorzien. Ik plaats hierbij enkele aanvullende kanttekeningen van staatsrechtelijke aard.

Op 17 mei 2004 heeft de toenmalige minister voor Bestuurlijke Vernieuwingen en Koninkrijkrelaties, mr. Th. C. de Graaf (D66), de uitvoerige en goed gedocumenteerde nota "Grondrechten in een pluriforme samenleving" naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin gaat De Graaf in op de vraag of het discriminatieverbod (artikel 1 van de Grondwet) voorrang heeft boven andere grondrechten.

Verdraagzaamheid
Het huidige artikel 1 is in de Grondwet terechtgekomen bij de algehele grondwetsherziening in 1983. Volgens minister De Graaf blijkt uit de parlementaire geschiedenis van die herziening dat het discriminatieverbod niet hoger staat dan andere grondrechten. Immers, de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, mr. W. F. De Gaay Fortman, gaf in 1976 tijdens de parlementaire behandeling van de grondwetsherziening aan dat voor de inhoud en de rechtsgevolgen van de artikelen de volgorde van geen belang is.

Volgens de genoemde nota waarborgt de Grondwet in voldoende mate dat ook in de steeds pluriformer geworden samenleving vreedzaam kan worden samengeleefd. De Grondwet behoeft daarom geen wijziging en er is evenmin behoefte aan een rangorde in de grondrechten. De minister voegt daaraan nog toe dat het praktiseren van tolerantie, wederzijdse verdraagzaamheid en permanente dialoog essentiële voorwaarden zijn om aan het samenleven nadere inhoud te geven.

Het vorenstaande maakt dus duidelijk dat het verbod van discriminatie niet het primaat heeft boven andere grondrechten, zoals de vrijheid van godsdienst en onderwijsvrijheid.

Artikel 23
Daar komt nog bij dat een gewone formele wet geen wijziging kan aanbrengen in de in artikel 23 van de Grondwet neergelegde bevoegdheid van besturen van bijzondere scholen om een eisen personeelsbeleid te voeren. Dit is slechts mogelijk langs de weg van een grondwetsherziening, waarvoor in tweede lezing een tweederdemeerderheid in de beide Kamers der Staten-Generaal is vereist.

Die inbreuk op de onderwijsvrijheid kan ook niet legitiem worden verwezenlijkt via een wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling, omdat een wet niet in strijd mag zijn met de Grondwet.

Dit artikel is eerder verschenen in het Reformatorisch Dagblad
De auteur is deskundige op het gebied van het staatsrecht.