Vervlakking van diversiteit en identiteit

James Kennedy (historicus / christen) - afkomstig uit: De Oogst (2013-11-26)

De vrijheid van onderwijs is nog niet vrij genoeg, vindt Sander Dekker, staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschap. Hij wil grondwetsartikel 23 daarom ‘opnieuw interpreteren’. Maar leiden zijn plannen ook tot meer vrijheid voor het christelijk onderwijs? Historicus James Kennedy heeft er gemengde gevoelens over.

In juli kondigde Dekker in een brief aan de Tweede Kamer aan dat hij de interpretatie van artikel 23 van de grondwet wil verruimen. Levensovertuiging moet niet langer bepalend zijn bij de stichting van een nieuwe school, zo stelde de VVD-staatssecretaris onder meer. ‘Wie een goed idee heeft om een school op te zetten aan de hand van een bepaalde onderwijsfilosofie – met extra aandacht voor excellentie of ict bijvoorbeeld – en genoeg ouders vindt die hun kinderen willen inschrijven, kan dat straks gaan doen.’ Ook moeten scholen de ruimte krijgen om van ‘kleur te verschieten’, bijvoorbeeld van protestants-christelijk naar openbaar.
Op het eerste gehoor klinkt het positief, vindt Kennedy, die werkt als hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. ‘De staatssecretaris hijst diversiteit en pluriformiteit in een hedendaags jasje. En het beginsel van vrijheid wordt hooggehouden. Dit beleid kan critici van het bijzonder onderwijs de wind uit de zeilen nemen. Bij kritiek op christelijk onderwijs kun je zeggen: “Waar je zeur je over? Iedereen heeft toch de vrijheid om een school op te richten?”

Toch heeft Kennedy bedenkingen. ‘Het is een verbreding, maar ook een soort vervlakking van diversiteit en identiteit. Het huidige onderwijsbestel kwam voort uit gewetensnood van ouders.

Christenouders zeiden: “Onze kinderen moeten onderwijs krijgen op basis van onze levensovertuiging.” Zo’n vraag vanuit het geweten raakt veel dieper dan de technische vraag of je nu voor het ene of het andere onderwijsmodel moet kiezen. Het raakt het hart, het diepste wezen van de mens. Het nieuw voorgestelde beleid geeft meer de indruk van een meerkeuzemenu. In de breedte is het mooi, maar in de diepte niet. Het idee dat de overheid ouders tegemoetkomt in hun gewetensnood is vervlakt.’

‘Bovendien vraag ik me af of het nieuwe beleid concreet iets gaat opleveren’, vervolgt Kennedy. ‘Ik denk niet dat ouders plotseling allerlei nieuwe scholen gaan oprichten. Ik heb daar geen onderzoek naar gedaan, dus ik kan het mis hebben, maar ik denk het niet. We hebben nu al een onderwijsstelsel waarin keuzes niet heel erg verkokerd zijn. Scholen, ook scholen met een religieuze signatuur, hebben zich al aangepast aan de lokale behoeften. Ik zie niet zozeer dat mensen in Nederland smachten naar iets heel anders.’

Kan de door Dekker voorgestelde beleidswijziging een manier zijn om als overheid meer invloed uit te oefenen? Kennedy: ‘Ja, dat denk ik wel. Vrijheid wordt minder opgevat als gewetenskwestie, iets van het hart, dus kun je daar als overheid veel makkelijker mee omgaan. Die mentaliteit is er al veel langer. Vrijheid en schoolkeuze worden hooggehouden, maar als het financieel niet meer haalbaar is, dan moeten er aanpassingen worden gedaan. De plannen van Dekker zijn een weerspiegeling van die mentaliteit.’

Toegewijde docenten
James Kennedy is zoon van een Amerikaanse vader en een Nederlandse moeder. Hij groeide op in de Verenigde Staten, waar hij christelijk onderwijs kreeg. ‘Dat heb ik zeker als positief ervaren’, blikt hij terug. ‘Hoewel, in Orange City, het dorp waar ik opgroeide, gingen de leuke kinderen meestal naar de openbare school. En docenten leerden ons dat we vanaf onze geboorte allemaal kinderen van God zijn, dat was niet echt bevorderlijk voor de christelijke omgang met elkaar. Tegelijk reikten ze ons heldere denkkaders aan, ze leerden ons om vanuit het christelijk geloof te reflecteren op allerlei vakgebieden. Dat vond ik heerlijk en het is mij altijd bijgebleven.’

‘Als je in de VS voor een christelijke school kiest, moet je het allemaal zelf betalen. Ik beschouw het zeker als een verworvenheid dat dat hier niet hoeft. De onderwijsvrijheid heeft Nederland veel voordeel gebracht. Katholieken en protestanten hebben elkaar hier niet hoeven bevechten over wat er in de openbare school geleerd moest worden. Zo’n gevecht kan veel eisen van een samenleving. Maar toch heeft het onderwijsbestel in de VS ook voordelen. Mijn dochter heeft een semester gevolgd op een christelijke high school in de VS, die met particuliere fondsen wordt bekostigd. De docenten daar zijn bijzonder toegewijd, vanuit een intensieve beleving van het christelijk geloof. Ze hebben gevochten voor christelijk onderwijs en brengen daar nog dagelijks offers voor. Dat houdt de gemeenschap scherp. Hier vind ik het onderwijsbestel echter rechtvaardiger, christenen en niet-christenen worden gelijk behandeld. Wat er zwaarder weegt? Daar denk ik op verschillende tijden van de week anders over. Ik ben er nog niet over uit.’

Kaalslag?
Een aantal christelijke scholen in Nederland zouden vanwege hun geringe leerlingenaantal moeten sluiten, maar blijven nu open omdat ze binnen een straal van vijf kilometer de laatste school van de richting zijn. Het ligt voor de hand dat die regeling wordt afgeschaft, dit is ook het advies van de onderwijsraad. Dekker schrijft er echter niets over. Bewust? ‘Ja, ik denk dat hij dit bewust verzwijgt’, zegt Kennedy. ‘Ik denk dat het voor hem gevoelig ligt. Hij zal heel veel kritiek over zich heen krijgen als blijkt dat een aantal christelijke scholen zal moeten sluiten. Hij wil natuurlijk niet suggereren dat zijn beleid een kaalslag veroorzaakt. Veel mensen, ook al geloven ze niet, zijn gehecht aan keuzevrijheid. Ze willen kunnen kiezen voor een school waar kinderen christelijke normen en waarden meekrijgen, ook als ze zelf geen christen zijn. Het is een gevoelige discussie, die de staatssecretaris denk ik nog even wil vermijden. Het gaat overigens wel om terechte vragen. Tot op welke hoogte is de staat verantwoordelijk voor de financiering van scholen? Wat moet de drempel zijn? Dezelfde vraag speelt rond kleine dorpsscholen.’

Momenteel kunnen ouders die geen school van hun levensbeschouwelijke richting in hun omgeving hebben, vrijstelling van de leerplicht krijgen. Dekker schrijft dat hij die wet wil afschaffen, zodat thuisonderwijs in Nederland onmogelijk wordt. Over het motief hierachter, tast Kennedy in het duister. ‘Ik heb geen idee wat hem daarin beweegt. Het gaat om luttele aantallen mensen. Het aantal groeit wel, misschien is zijn zorg dat het uit de klauwen groeit. Thuisonderwijs heeft een aantal sterke voordelen, zoals flexibiliteit, en onderzoek leert dat het goed is voor de sociale en emotionele ontwikkeling van een kind. Dekker vindt kennelijk dat scholen de enige optie zijn voor het bieden van onderwijs. Ik vind dat je ouders daarin vrij moet laten. Zo’n beperkende maatregel verwacht je ook niet van een liberale partij als de VVD.’

Hete adem van toezicht
In het nieuwe beleid krijgt de levensbeschouwelijke richting van scholen minder accent. Heeft dit ook gevolgen voor de ruimte die scholen krijgen om hun identiteit vorm te geven? Kennedy: ‘Dat is een heel interessante vraag. Welke ruimte behouden scholen om kernaspecten van hun identiteit uit te dragen? Mijn vermoeden is dat die ruimte steeds meer onder druk komt te staan. De afgelopen tien à twintig jaar zag je al dat de vrijheid van scholen om hun eigen normen en waarden uit te dragen steeds kleiner werd. Vooral christelijke scholen met een expliciete identiteit voelden steeds meer de hete adem van het toezicht. Dan gaat het niet alleen over competenties en ideeën over burgerschapsvorming, maar ook zaken die de levensbeschouwing raken. Wat doe je met de informatievoorziening over homoseksualiteit? Wat doceer je over schepping of evolutie? Het nieuwe beleid van Dekker levert niet direct een bijdrage aan de verdere ontwikkeling van zo’n tendens, maar biedt er in ieder geval de ruimte voor. Het is een ontwikkeling die al lange tijd gaande is. In principe houdt de overheid het beginsel van onderwijsvrijheid hoog, maar in de praktijk komen er steeds meer begrenzingen van hoe scholen taken moeten uitvoeren.’

Kortom, de overheid bewijst lippendienst aan onderwijsvrijheid, maar legt die vrijheid tegelijkertijd beperkingen op. ‘Ik denk dat men zich daar heel bewust van is op het ministerie’, zegt Kennedy. ‘Je kunt zeggen dat ze zoeken naar een balans: enerzijds scholen vrijheid geven, anderzijds willen ze dat scholen hun leerlingen bepaalde ideeën meegeven. Dat is niet per se een verborgen agenda. Op korte termijn verwacht ik niet dat christelijke onderwijs ernstig in het gedrang komt. Voor de lange termijn ligt dat anders. We moeten er zeker alert op blijven dat de onderwijsvrijheid niet wordt uitgehold.’

Met toestemming overgenomen uit De Oogst, maandblad van de Stichting tot Heil des volks.